zondag 11 maart 2012

AGRESSIE IN AMBULANTE CRISISINTERVENTIE

EmergenPSY/ PUBLICATIES

AGRESSIE IN AMBULANTE CRISISINTERVENTIE

Dr. C.A.Th. Rijnders
                                                                                                                                               

Inleiding

Agressie (en daaruit voortvloeiende dreiging of zelfs gewelddadigheid) is een veel besproken onderwerp binnen crisisdienst teams en teams voor acute psychiatrie in de Nederlandse instellingen voor Geestelijke gezondheidszorg. Agressie kan worden tegemoet getreden vanuit verscheidene invalshoeken, waaronder een normatieve, een beschouwende, analyserende en een pragmatische, een van "aanpakken die lastige klant".

In dit artikel is het mijn bedoeling om agressie te benaderen vanuit een heel andere invalshoek: die van de interactie. Dit is een meer psychologische, communicatieve, systemische kijk.
Iedereen heeft de ervaring dat een komiek de zaal aan het lachen kan krijgen en dat een depressief persoon je in een gesprek vaak zelf een somber gevoel geeft. Daarentegen, een Pierrot (een droevige clown) speelt droefheid, zonder dat hij ze zelf zo ervaart en zal dan ook vaak bij de omstanders (mede) op de lachspieren werken, omdat intrinsieke beleving en geuite emotie niet met elkaar in overeenstemming zijn.
Ook agressie induceert vaak hetzelfde gevoel als van waaruit het voortkomt, namelijk machteloosheid. Uiteindelijk zijn zowel agressor als slachtoffer in dezelfde positie. Het is dan ook niet vreemd dat getoonde agressie nogal eens agressie oproept. Panklare oplossingen voor dit fenomeen bestaan niet en een hulpverlener is verre van een superman die gebruik kan maken van "special effects" om lastige situaties met dreiging op te lossen. De interactionele invalshoek biedt echter wel een flexibel kader waarbinnen inventief kan worden geïntervenieerd om agressie te beteugelen.

Crisis en calamiteit

Alvorens het fenomeen agressie zinvol te kunnen uitwerken moet het terrein worden afgebakend waarbinnen de interactionele visie een toegevoegde waarde kan hebben. In het algemene taalgebruik wordt de term crisis gebruik voor een veelheid aan situaties, waarbij -bijna vanzelf sprekend - crisisinterventie kan worden ingezet. Er zijn echter situaties herkenbaar voor iedere praktische hulpverlener, waarbij de enige geboden interventie een fysiek ingrijpen betekent. Dit zijn situaties, waarbij agressie (direct of indirect) een dermate (levens-)gevaar oplevert, dat direct moet worden ingegrepen door actief optreden. Alternatieven zijn er niet omdat tijd een belemmerende factor oplevert en vertraging tot grote nadelige gevolgen zal leiden. Deze situaties zijn te onderscheiden van crisis situaties in hun aard van voorkomen en de benodigde interventies en vallen onder de term calamiteiten. Crisissituaties daarentegen, zijn een verstoring van een systemisch evenwicht door een onverwachte gebeurtenis, waarbij het systeem niet meer de beschikking heeft over werkbare oplossingsstrategieën en waarbij tijd een beperkende factor is, zodat het begin van een hulpaanbod geen verder uitstel kan dulden, omdat de crisissituatie anders in een calamiteit zou kunnen uitmonden. Kernprobleem van een crisis is dat niet alle neuzen binnen het systeem dezelfde kant op staan, wat natuurlijk wrijving, geprikkeldheid en agressie kan geven, maar dit leidt (nog niet) tot direct gevaar. In een voorbeeld: wanneer iemand die wat loopt te schelden en te dreigen dan is er nog geen calamiteit, maar wel wanneer een persoon een ander het mes op de keel of het pistool tegen het hoofd zet en bijna overgaat tot actie of wanneer een patiënt een letale hoeveelheid medicatie heeft genomen.
Zo gedefinieerd, zijn calamiteit en crisisinterventie aspecten van systemische interacties op een verschillend niveau. Doel van een calamiteitenbestrijding is het creëren van veiligheid voor alle leden van het systeem, waarbij de situatie één niveau 'stijgt' en wordt tot een crisissituatie.
Tijdens de calamiteitinterventie wordt zowel de regie over als de verantwoordelijkheid voor de situatie overgenomen door de hulptroepen van buiten het systeem en is samenwerking met de politie (en soms brandweer) een van de meest voor de hand liggende maatregelen.
Bij een crisissituatie is er meer tijd en flexibiliteit en kunnen de betrokkenen van het crisissysteem meer eigen verantwoording dragen.
Pas dan bestaat de veiligheid (en dus tijd) om vanuit een onafhankelijke positie te inventariseren wat er in het systeem speelt en welke oplossing het systeem zou kunnen inzetten om de onaangename situatie te beëindigen. Doel van een geslaagde crisisinterventie is dan ook niet om een volledig stabiel functionerend systeem te creëren, maar van de spoedeisende situatie een reguliere behandelsituatie te maken. Hierbij wordt wel de regie genomen door de hulpverlener, maar de verantwoordelijkheid voor de oplossing wordt niet overgenomen en blijft liggen binnen het systeem.  

Agressie

Omdat agressie binnen calamiteiten actief fysiek ingrijpen vereist wil ik mij beperken tot de agressie in crisissituaties. Er bestaan vele definities van agressie. De Codex Medicus definieert agressie als ‘elke vorm van aanvallend of destructief gedrag zowel motorisch als verbaal’, terwijl van Dalen de interactie erin brengt door het fenomeen van het gevolg (feitelijk of in de beleving) te introduceren: ‘het is aantasting met geweld’. Met andere woorden: agressie doet iets met anderen en kan dus ook tegenreactie oproepen.
Bij een interactionele beschouwing is het uitgangspunt dat agressie altijd een communicatieve component heeft, wat inhoudt dat iemand er iets mee wil zeggen, dat hij uit een (tijdelijk) onvermogen niet op een meer adequate wijze kan overbrengen. Het gevoel van dit onvermogen om het adequaat te communiceren leidt tot machteloosheid en daarin is agressie een uiterst wapen, een schild. Er ontstaat een machteloosheid-agressie cirkel. Feitelijk gebeurt er wat er bij een gijzelneming letterlijk gebeurt: wanneer er bij een gijzelneming sluipschutters op de omliggende daken liggen, voelt de gijzelnemer zich uiterst machteloos en heeft hij geen andere mogelijkheid dan achter een gijzelaar te gaan zitten, een pistool op zijn hoofd te zetten en met de gijzelaar voor zich uit het gebouw uit te lopen, letterlijk als schild. Uiteindelijk zijn alle deelnemers in dit communicatie systeem gevangenen van elkaar. Agressie is dus zowel een reactie op een ervaren bedreiging als een bedreiging in zichzelf.
Bij alle interacties, ook die waar agressie wordt gebruikt als communicatie instrument, vindt boodschappen overdracht plaats zowel door houding als door taal, zowel non-verbaal als verbaal.
Deze constatering brengt mij tot de volgende noties:
·   In het dagelijks leven gaan interacties vaak gepaard met onvolkomenheden in houding en taalgebruik die onopgemerkt blijven. Tijdens onze opleidingen proberen leraren en supervisoren ons professioneel gedrag aan te leren, waarbij -als het goed is- de nodige aandacht aan de sturende capaciteiten van houding en taalgebruik wordt besteed. Echter, in crisissituaties wordt professioneel gedrag vaak door de spanning en tijdsdruk vergeten en keren hulpverleners vaak terug naar automatische, alledaagse reactiepatronen. En dat terwijl mensen in crisis juist "verlengde, extra gevoelige antennes" hebben voor de gehanteerde communicatie. Het slagen of falen van onze acties hangt af van de wijze waarop wij in beide modaliteiten communiceren.
·   Momenten van agressie en ook bij de overgang hiervan naar geweld worden door hulpverleners vaak onvoldoende herkend. Kansen om in preventieve zin iets te doen worden gemist. Basis van elke agressie interventie is het doorbreken van de machteloosheid-agressie cirkel. Een begin van een oplossing zit soms in hele kleine dingen, vaak in het geven van voldoende fysieke en emotionele ruimte, een niet te intrusief of te doelgericht handelen. Omgekeerd is het vrij eenvoudig om agressie op te roepen door bijvoorbeeld heel direct taalgebruik dat schofferend overkomt.

Communicatie

Omdat communicatie wezenlijk is in elke agressie interventie, is het belangrijk drie uitgangspunten in de gaten te houden.
1.   Het is niet mogelijk niet te communiceren. Ook niet spreken, of niet bewegen geeft informatie en is een vorm van communicatie.
2.   Communicatie vindt altijd plaats op meer dan één niveau ("Ik ben niet degene die tot U spreekt" en "Alles wat ik zeg is een leugen" zijn taalkundig correcte zinnen, maar zijn inhoudelijk nonsens)
3.   In een therapeutische setting bestaat bijna per definitie verschil tussen de deelnemers in de individuele context. Ieder lid in een crisissysteem heeft zijn eigen context. Een beweging of een serie woorden krijgen hierdoor voor alle deelnemers een individuele betekenis. Verzonden berichten komen lang niet altijd aan zoals ze bedoeld waren. De zender moet dan ook vragen om een "ontvangstbewijs" door bijv. te laten herhalen door de ontvanger van de gehoorde boodschap. Een eenvoudige knik dat iets is begrepen is hiervoor niet vodoende.  
Agressie is een vorm van communicatie, een samenspel tussen twee of meer mensen. In dit samenspel zijn naast de communicatie ook de persoonlijke achtergronden van de betrokkenen van groot belang.
De hulpverlener moet zich dan ook goed realiseren wie en wat hij zelf is door ogenschijnlijk bijkomende zaken als lichaamslengte, lichaamsbouw, uiterlijk, wat hij net heeft meegemaakt, het tijdstip op de dag en drukte in aanbod van werk niet te vergeten. Samenvattend: de hulpverlener moet goed op de hoogte zijn van zijn persoonlijke (on)mogelijkheden.
 Agressieve of gewelddadige mensen zijn in het algemeen angstige mensen. Een hulpverlener moet zich hiervan goed bewust zijn. Deze mensen zijn in paniek, hetgeen samen met agressie gevaarlijke situaties kan opleveren. Veel mensen in de dienstverlenende sector zijn praktisch handelend ingesteld. De neiging om direct (vaak levensreddend) in te grijpen is hen op het lijf geschreven. Echter, een gulden regel voor een ieder die in zo'n situatie betrokken raakt is: Probeer geen heldendaden te verrichten. Dit geldt uiteraard ook bij suïcidale mensen in gevaarlijke situaties. In plaats van een te handelende actie, waarbij de patiënt vaak ongevraagd en ongewild dicht wordt genaderd, moet eerst antwoord gevonden worden op vragen als:
-        wie is de betrokkene?
-        tegen wie is de agressie gericht?
-        wie heeft er eigenlijk de meeste last van de agressie en wat is de aard?
-        wie heeft je erbij betrokken of heeft het hoogste woord?
-        wat is er al geprobeerd om de agressie te laten afvloeien?
En dat vraag je niet alleen aan de aanmelder, maar dat vraag je aan alle mensen van het systeem. Centraal in deze gedachte staat de idee: "Alles wat wij van elkaar weten, is vaak net voldoende om ons in elkaar te kunnen vergissen". Wij nemen vaak sneller de verkeerde beslissingen op basis van halve informatie, terwijl we ons dat niet realiseren dat het halve informatie is, en roepen daarmee vaak geprikkeldheid over ons af. De cartoon dient ter illustratie. (Fig 1, onder)
Ondanks doorvragen met vijf vragen, is duidelijk dat er twee totaal verschillende realiteiten in de hoofden van de mannen bestaan. Concreet zijn helpt bij het goed overdragen van informatie. Tekenen, zoals in deze cartoon, verhoogd de concreetheid van de informatie, maar zal in crisisinterventie niet snel worden gebruikt. Als een hulpverlener tegen een paranoïde psychotische persoon zegt ‘u bent angstig’ dan zal dat de spanning verhogen. Wanneer de mededeling over de emotie wordt gekoppeld aan iets dat de hulpverlener concreet ziet of anderszins waarneemt, dan is het veel makkelijker om er iets over te zeggen.

 Aandachtspunten crisisinterventie

Een professionele hulpverlener komt zelden als eerste in een crisissituatie terecht. Eerdere 'hulpverleners' hebben reeds pogingen ondernomen om de situatie ten goede te keren, echter met onvoldoende resultaat. Wilt U iets meer kunnen doen in de gegeven situatie, dan is van het grootste belang dat U niet in de schoenen van die ander gaat staan door dezelfde fouten te maken of dezelfde oplossingsstrategieën aan te bieden. Kunt U zich de frustratie in het verwachtingsvolle systeem voorstellen??
Een andere valkuil is het klakkeloos accepteren van spontaan aangeboden hulp van een "vertrouwde" persoon. Het is van het grootste belang eerst meer van de context te weten te komen voor deze hulp eventueel wordt geaccepteerd. Ook hiervoor geldt het eerder genoemde passende schoenen verhaal. Alle goede bedoelingen ten spijt, zal eerst moeten worden uitgemaakt of de aangeboden hulp ook daadwerkelijk het gewenste en niet een averechts effect zal hebben. Mededelingen van de hulpaanbieder zelf zullen hierbij veelal onvoldoende zijn.
Liegen (ook over het eigen gevoel) kan een kunstfout genoemd worden, omdat veel angstige mensen -waaronder psychotici- hiervoor een haast feilloze radar hebben en het bij hen het vertrouwen zal ondermijnen, waardoor het de onzekerheid en het gevaar versterkt.
Omdat agressie een communicatie fenomeen is in een systemische context, hebben veel omstanders (waaronder de slachtoffers) de neiging op de agressie in te gaan in woord of daad. Omdat de dader zelf angstig is voor zijn eigen agressie, heeft een directe reactie van zijn omgeving op het gedrag (net als liegen) vaak een versterkend karakter op het gevaar van de situatie.
De bovenstaande aandachtspunten zijn niet limitatief maar exemplarisch voor de praktijk van crisisinterventie. In meer algemene zin is de strekking van deze opmerkingen:
 Hoe ga ik met goede manieren om met mijn medemens, ………….maar dan voor gevorderden.
Om deze algemene connotatie een meer praktisch kader te geven, is het nodig om wat verder uit te weiden over deze setting van respect waarbinnen gecommuniceerd wordt. Eigenlijk is dit een paradox, daar de setting zelf tevens deel uitmaakt van die communicatie, maar toch.
Voor mij is het zo dat respect voor de patiënt zich laat vertalen in territoriumbesef. Ieder levend wezen (in de breedste zin van het woord) heeft de behoefte aan een eigen territorium. De vruchtenstruik gedijt niet goed wanneer een dicht bebladerde buurman heggestruik  hem zijn zonlicht en bodemsappen ontneemt. Een hond Paalt instinctief zijn eigen gebied af door het oplichten van zijn achterpoot. Hoewel dit voor de mens in principiële zin niet anders ligt, worden de territoriale grondregels vaak met voeten getreden. Dit geldt des te meer, wanneer een hulpverlener zich geroepen voelt in een situatie te interveniëren en in nog sterkere mate, wanneer dit gebeurt in een crisis context met agressie. Het territoriumkader valt uiteen in drie aandachtsgebieden.
1.       Het topografisch territorium
In een ambulante setting zijner grote verschillen in de setting van de contacten. Enerzijds kom je heel vaak bij de mensen thuis, op een EHBO, of op een politiebureau. Als ik bij mensen thuis kom, ben ik in hun omgeving. Dat is heel anders dan wanneer ze bij mij op de polikliniek komen, aan mijn bureau, waar ik hen uit de wachtkamer haal en bij mij mee naar binnen neem. We vergeten vaak dat mensen in hun eigen omgeving gastheer zijn, de chirurg op de EHBO en de agent op het politiebureau. Deze veranderingen in positie vereisen aanpassingen aan de attitude van de hulpverlener in de diverse situaties en dat wordt in de hectiek van het crisiswerk nog wel eens vergeten.
2.       Het psychologisch territorium
De hulpverlener moet respect tonen op psychologisch ofwel belevingsvlak van de leden van het systeem voor de indringendheid van de vragen. Hoe minder greep de mensen hebben op de situatie (paniek of psychose), hoe gevoeliger hun antennes, hoe meer alert de hulpverlener zal moeten zijn op de gevolgen die de inhoud van zijn vragen hebben voor de betrokkenen. Heb oog voor wat een patiënt aan kan en wat passend is gegevens de situatie en maak hem niet machteloos. Op het moment dat je een vraag stelt waar een patiënt machteloos op wordt, dan weet je van tevoren dat je had moeten kijken waar de nooduitgang is. Als wij zeer indringende vragen gaan stellen, dan moeten deze goed zijn ingebed in het gesprek. Als een hulpverlener binnenvalt met de vraag ‘hoe is uw seksleven?', dan denk ik niet dat hij een adequaat antwoord krijgt, laat staan dat dit leidt tot een adequaat gesprek. Het is instigerend hoe vaak het op grond van dit aspect van respect misgaat, met een geweldsescalatie als gevolg. Overigens moet de crisisinterventor in zijn regie over de situatie ook de effecten van communicatie op het psychologisch aspect tussen systeem leden onderling in de gaten houden. De agressie richt zich namelijk niet altijd op diegene die de overtreding begaat, maar zal nogal eens plaatsvinden in de richting van de 'buitenstaander / indringer', de hulpverlener zelf.
3.       Het fysieke territorium
Mensen vervullen in elk systeem individuele rollen, waarbij de behoefte bestaat aan een zekere fysieke afstand ten opzichte van de anderen er omheen. Een mens omarmen en zoenen is tussen partners heel gewoon, terwijl u van de caissière van uw supermarkt op zijn minst een oorvijg mag verwachten bij dezelfde handeling. Afhankelijk van de rollen die mensen vervullen, de situatie (context) waarin zij verkeren en de verwachtingen die er ten aanzien van elkaars functioneren bestaan, is het mogelijk om elkaar meer (of minder) te naderen. Veel situaties, met name politiebureaus en EHBO’s, zijn in dit opzicht ongunstig. Crisiswerk vereist de mogelijkheid om te spelen met de afstand, terwijl in de genoemde locaties vaak de ruimte beperkt is. Als een hulpverlener door de omstandigheden dichterbij moet komen, dan wordt de situatie anders. En dat is logisch, maar we vergeten het. We vergeten dat sociale aspect, we vergeten dat fysieke aspect van dichtbijheid en afstand. En op het moment dat je dat niet realiseert, ga je de mist in.
Het is altijd zo dat er koekenbakkers zijn met wie het slecht koekenbakken is, natuurlijk. Je hebt mensen die per definitie niet in staat zijn om op een normale manier te communiceren of dermate opgedraaid zijn, dat je daar niet in je eentje op af moet gaan of dat je je daar niet kwetsbaar moet opstellen. Voor deze situaties moet een crisisdienst hulpverlener antennes kweken, zodat hij ze op tijd  van tevoren voelt aankomen.

Samenvattende tips

Bij de behandeling van (ambulante) crisissituaties waarbij agressie een rol speelt moet de interventor letten op de volgende zaken.

Regie

Er is altijd maar één regisseur, dat is de crisisinterventor, en die houdt de regie, maar hij biedt ook de mogelijkheid tot keuzes. Hij moet ervoor zorgen dat hij de keuzes zo inkleedt, dat gekozen wordt wat hij wil dat gekozen wordt. Dat is niet altijd makkelijk, dat krijgt hij ook niet met een enkele vraag gedaan, dus daar zal hij voor moeten werken, daar zal hij voor moeten 'verkopen'.
De regisseur is dus bijvoorbeeld niet de wachtcommandant van het politiebureau. Zodra hij de regie neemt, dan is de crisisinterventor al iets vergeten, namelijk dat hij voordat hij binnenkwam, zich had moeten realiseren, dat in een politiesetting, mensen op een bepaalde manier met elkaar communiceren. En hij moet er dus rekening mee houden, dat hij de kans loopt dat er twee kapiteins op één schip komen, maar dat hij is gevraagd zijn deskundigheid toe te voegen. Dus de interventor moet de regie willen hebben. Hij moet die wachtcommandant op een bepaalde manier meekrijgen, zodat de laatste, hoewel hij zelf een besluit neemt, precies doet wat de interventor wil. Dit speelt bijvoorbeeld bij de informatieverwerving en het versterking meekrijgen naar de cel om een patiënt te bezoeken.

Yes-set
Op een politiebureau of EHBO de medewerkers allemaal heel doenerig, terwijl de crisisinterventor  eens even moet gaan zitten en rustig kijken wat er nou aan de hand is. De crisisinterventor heeft een andere werk-aard dan mensen die in de crisissituatie zelf zitten, die nu een oplossing willen hebben, terwijl hij nog wil inventariseren. Een belangrijke voorwaarde voor een succesvolle crisisinterventie is het creëren van een "yes-set" ofwel een positief werkklimaat. In de meeste situaties zijn er verschillen tussen de individuele leden van het systeem ten aanzien van de gewenste oplossingsresultaten. Hoewel de crisisinterventor op elk moment kan beginnen met het gericht bewerken van een positief werkklimaat, biedt juist het begin van het contact vele mogelijkheden. In plaats van zich direct bij de deur voor te stellen kan de crisisinterventor vragen of hij zich mag voorstellen, waarbij sociaal gezien meestal de eerste 'Yes' al binnen is. Ook vragen naar feiten ook al zijn ze bekend, en vragen hoe iemand wil worden aangesproken helpt bij het opzetten van een positief werkklimaat. Ga pas een huis/kamer in als er een persoonlijke begeleiding/ contact is en loop niet zo maar "op een stem af", met het risico van een afwijzing. Tenslotte helpt het om concrete vragen te stellen, zonder hoe en waarom (Wat is er gebeurd? i.p.v. Hoe is het zo gekomen?)

Voeg in

De crisisinterventor moet snel proberen in de gaten te krijgen hoe de onderlinge verhoudingen zijn binnen het systeem (incl. het sociaal taalgebruik) en probeert de communicatie daarop aan te passen. Dat betekent dus dat wanneer hij in de jetset zit, hij niet teveel platte woorden gebruikt, terwijl in een kansarme buurt, het woord respect niet moet worden uitgesproken, maar wel worden uitgevoerd. Er moet een evenwicht ontstaan tussen het gebruik van de sociale taal van het systeem en de werkbaarheid voor de crisisinterventor. Wanneer bijvoorbeeld de t.v. te hard aanstaat, de mensen zijn dat gewend en schreeuwen daar rustig doorheen, en de crisisinterventor hoort nauwelijks wat er wordt gezegd, dan kan hij zachtjes vragen ‘zou u de tv wat zachter kunnen zetten'. De mensen zullen hem niet verstaan, waarop de crisisinterventor kan zeggen ‘ik merk dat u mij niet goed kunt verstaan; misschien is het moeilijk om elkaar te verstaan’, waarmee hij de context creëert waarin het voor hen ook acceptabel wordt om de tv uit te zetten. Hetzelfde fnomeen geldt bijvoorbeeld voor de aanwezigheid van honden.
Een andere tip ten aanzien van invoegen is het aanvoelen van het gevaar in situaties. Sluit potentieel gevaarlijke mensen niet in, biedt ze een ontsnappingsroute. Bedwing de neiging om zelf bij de deur te gaan zitten, zet liever de ander bij de deur. In geval van problemen staat de crisisinterventor in zijn angst op, draait zich om naar de deur die dicht achter hem zit en bij het aanzetten van de sprint struikelt hij over zijn eigen stoel in de veel te nauwe deuropening, waar intussen ook de patiënt reeds is aangekomen.
Het brengen van rust en structuur (overzicht) bij onrustige patiënten is van groot belang. Zo kunnen actiesuggesties agitatie wegnemen en de situatie meer werkbaar maken: "Als je je wat rustiger voelt, dan kun je je arm neerleggen" of "als je je wat moe voelt in de benen, dan kun je gaan zitten". Ook het voorkomen van te lange stiltes is van belang. Als onrustige mensen tijd hebben voor projectie van de eigen chaos, dan werkt dat voor velen angstbe­vorderend.

Eerlijk en concreet

Het is verstandig om geen "nooit", "geen", "steeds" en "alles" te gebruiken. Dit maakt een overdreven en betuttelende indruk. Vraag niet "Kunt U...." maar "Wilt U...."; dit benadrukt de capaciteiten en de controle van de leden van het systeem. Let daarnaast op zichtbaar gedrag en bespreek geen 'aangevoelde' gevoelens zonder concrete 'zichtbare' aanleiding.
De crisisinterventor mag geen garanties en beloften geven, die hij niet waar kan maken; Liever: "U brengt mij in een moeilijk parket, maar ik zal proberen....". Ook eerlijkheid t.a.v. de eigen positie is van belang: speel nooit de held, en speel niet een onterechte nonchalance. Dat doet geen recht aan de situatie en respecteert de personen die erin betrokken zijn niet. Niet in de laatste plaats de crisisinterventor zelf.

Hulptroepen

De crisisinterventor kan medestanders/ adequate helpers zoeken bij de reeds aanwezigen in het systeem, maar hij moet niet te snel denken dat iemand die zichzelf opwerpt als helper, het bereiken van het door de crisisinterventor beoogde doel zal faciliteren. De onderlinge verhoudingen die speelden voor de crisis, worden op deze wijze ingebakken in de oplossing en dat werkt alleen goed, wanneer de verhoudingen vooraf goed waren.
Als een crisisinterventor hulptroepen oproept in verband met een mogelijke dreiging van geweld, dient hij te zorgen voor voldoende mankracht, zowel in aantal als in kwaliteit. Dus liever 4 dan 2 personen, liever iets minder in aantal maar met veel ervaring, dan een grote groep jong trainees. Er hoeft ook geen hond bij te zijn, maar het gaat erom dat als de crisisinterventor ingrijpt, dan moet hij goed ingrijpen. Deze externe structuur brengt overigens meestal rust zodat feitelijk ingrijpen minder vaak nodig zal zijn dan vooraf gedacht.

Dr. C.A.Th Rijnders psychiater crisisdienst GGz Midden Brabant  Tilburg




EmergenPSY©Versie 2011

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.